De Mariakapel werd in 1956 aangebouwd ter gelegenheid van het 40-jarig priesterfeest van pastoor Suetens. Het oorspronkelijke gebruikte beeld werd rond 1950 gemaakt door Jonkers uit Den Bosch. Dit beeld staat nu bij het Maria-altaar voor in de kerk.
In 2015 werd de Mariakapel opgeknapt en verbouwd zodat deze overdag toegankelijk kan zijn, zonder dat bezoekers verder de kerk in kunnen. Bij die gelegenheid werd het originele Mariabeeld vervangen door een Mariabeeld met een bijzondere geschiedenis.
Geschiedenis huidige Mariabeeld
Op de plaats waar nu de gebouwen staan van de Technische Universiteit Eindhoven, heeft eeuwenlang de Woenselse of Schimmelse Watermolen gestaan. De molen bevond zich aan de rivier de Dommel, wiens loop later verlegd werd vanwege de T.U. De eerste vermelding van de molen dateert uit 1379. Nadat de molen in 1935 gekocht werd door de gemeente Eindhoven, werd deze in 1955-1956 (op illegale wijze) gesloopt, ondanks het feit dat het een rijksmonument was.
In de 19de eeuw werd de molen bewerkt door de familie Notten. Deze familie Notten staat mede aan de basis van een bijzonder verhaal.
Omstreeks 1850 werd bij de Woenselse watermolen een stuk hout het uit water gevist. Althans, daar leek het in eerste instantie op. Eenmaal op het droge waren echter duidelijk de contouren zichtbaar van een Mariabeeld. Wie het beeld precies uit het water heeft gevist is niet duidelijk: volgens de ene bron was het de molenaarsknecht, volgens een andere bron is het molenaar Johan Notten zelf geweest.
Waar het beeld oorspronkelijk vandaan kwam en wanneer (en waarom) het in het water terecht kwam, valt niet meer te achterhalen. Een theorie is dat het afkomstig is uit klooster Mariënhage en dat het bij de Beeldenstorm in het water is gegooid door de beeldenstormers (of door de katholieken om het uit de handen van de beeldenstormers te redden).
Deskundigen dateren het eikenhouten beeld in de 15de eeuw. Onderzoek door stadsarcheoloog Nico Arts in samenwerking met Philips Medical Systems heeft dit bevestigd.
Sinds het uit het water gevist werd, had het beeld een plaats in het huis van de familie Notten. Toen de molenaar Johannes Notten ernstig ziek werd en de huisarts meende dat alleen een operatie nog redding kon brengen, werd een noveen gebeden voor het beeld en… de molenaar genas zonder operatie. Het beeld bleef bij de familie Notten bewaard, hoewel een antiquair en een kunstschilder er geld voor boden.
In 1934 werd het beeld door een kleinzoon van de molenaar aan de parochie van de Fellenoord geschonken. In opdracht van pastoor van Wyck werd het beeld onder handen genomen door Jos Kuypers uit Den Bosch. Rondom het oude beeld modelleerde hij een nieuw beeld. De schildering gebeurde door J. Leltveld uit Den Bosch. Van het oude, oorspronkelijk beeld is nu dus niets meer te zien: het zit ingekapseld in het huidige beeld. Wel is een foto bewaard van voor de “restauratie”. Deze hangt links in de Mariakapel.
Op 15 april 1935 werd het beeld in processie naar de kerk van de Fellenoord gebracht en kreeg daar een plaats in de Mariakapel. Na de afbraak van de Fellenoordkerk begin jaren ’70 kwam het beeld in de (oude) St. Pauluskerk terecht. Toen deze eind jaren ’90 werd afgebroken verhuisde het beeld naar de nieuwe St. Pauluskerk. Toen deze verkocht werd, kwam het beeld op de pastorie terecht. Sinds 2012 heeft het echter opnieuw een (verdiende) plaats in de St. Petruskerk en sinds de verbouwing van de Mariakapel in 2015 is het beeld dus ook dagelijks te bezoeken.
In 2017-2018 hebben de Vrienden het initiatief genomen een verkleinde replica van het beeld te laten maken. Dit heeft nog heel wat voeten in de aarde gehad, maar uiteindelijk zijn de replica’s nu verkrijgbaar bij de pastoriewacht.
Lees ook
Twee bronnen die spreken over het Mariabeeld
1935. ONS OUD MARIABEELD
’t Mariabeeld, dat in de kerk vereerd wordt, werd omstreeks 1850 in half vergane toestand opgevischt uit de Dommel by den Woenselschen Watermolen. ’t Waar ’t beeld vandaag kwam, was natuurlijk niet te achterhalen. Men giste, dat ’t misschien wel afkomstig kon zyn van ’t klooster Mariahagen ten Eindhoven; maar men had daarvoor geen enkele aanwyzing.
Volgens deskundigen was ’t ’n eikenhouten beeld uit de 15e eeuw.
Toen ’t beeld gevonden werd, was eigenaar van den watermolen de Heer Johannes Notten. Zyn vrouw Geertruda Notten had ’n byzondere vereering voor ’t beeld en by gelegenheden werd ’t dan ook in de kamer gezet en versierd.
Omdat ’t er zoo onooglyk uitzag, werd ’t beld gewit, maar verder bleef ’t, zoals ’t uit de Dommel gekomen was.
Nog weet de Heer Johannes Notten, kleinzoon van voornoemden Johannes Notten te verhalen, dat Grootvader eens zwaar ziek werd, zoodat men voor zyn leven vreesde. ’n Eindhovensch geneesheer meende, dat ’n operatie misschien nog redding brengen kon. Maar zyn vrouw hield met de overige huisgenoten en ’t personeel gezamenlyke oefeningen voor de beeltenis van Maria. En toen Vader genas, zelfs zonder operatie, werd dit toegeschreven aan de tusschenkomst v. Maria, die men in haar oude beeltenis met zooveel vertrouwen vereerd had.
Zoo bleef ’t beeld in de familie Notten bewaard en men wilde ’t niet kwyt zyn ofschoon ’n antiquair & ’n kunstschilder er geld voor geboden hadden.
De laatste jaren, dat ’t beeld in bewaring was by de familie Notten, stond ’t op zolder by genoemden Johan Notten, kerkmeester v.d. parochie wonend Fellenoord 13.
By gelegenheid v.d. vernieuwing v ’t dak, werd ’t beeld naar beneden gebracht. En toen de kerkmeesters na de wyding v.d. nieuwe klokken 10 juni 1934 op de pastorie waren, vertelde de Heer Notten van ’t beeld, dat uit de Dommel gekomen was en sinds in de familie bewaard was gebleven.
Op de vraag van pastoor v. Wyck, om ’t beeld aan de kerk te schenken, was deze daartoe aanstonds bereid, ofschoon hy meende, dat er niets mee te beginnen was, omdat ’t byna geheel vergaan was.
Maar de Heer Jos Kuypers, ’n 70 jarige beeldhouwer uit den Bosch, die reeds meerdere oude beelden gerestaureerd had, verklaard, dat ’t beeld nog wel te restaureren was. Hy ontving daartoe van den Pastoor de opdracht.
Naar verklaring van bevoegden heeft hy zich op zeer verdienstelyke wyze van zyn taak gekweten, terwyl de schilder J. Leltveld uit den Bosch de polychromie verricht heeft. De Heer Kuypers had F 80,- bedongen voor zyn arbeid; de Heer Lelyveld F 25,- Op aanwyzing v. Kap. Hackfoordt heeft de laatste getracht ook ’t oude cachet van ’t beeld in de polychromie te bewaren.
’t Gerestaureerde beeld kwam op de pastorie Fellenoord Vrijdag 22 maart 1935. Na enkele dagen is ’t gebracht naar de kapel van de Zusters in de Hemelryken, waar ’t door de zusters en de kinderen op byzondere wyze werd vereerd. Op die kapel is ’t gebleven tot Maandag 15 april 1935, toen ’t beeld plechtig naar de kerk is gebracht van uit de Fraterschool.
Op dien dag werd in de kerk gehouden de groote Mariahulde, zooals zulks gebruikelyk is by de missie v.d. Paters Redemptoristen.
’t Beeld werd geplaatst op ’n baar, die ryk met levende bloemen versierd was, en werd gedragen door de 2 oudste zonen v.d. Heer Johan Notten: Piet & Bernard, & Hein v. Tuyl & Eduard Vosters, beiden ook zonen v. kerkmeesters.
Lang voor de plechtigheid was de kerk reeds gevuld met geloovigen. Voor de familie Notten waren plaatsen gereserveerd in den middelgang. Nadat de komst v. O.L.Vrouw met bazuingeschal was aangekondigd, werd de beeltenis onder zichtbare ontroering v.d. geloovigen de kerk ingedragen, voorafgegaan v.d. Pastoor, de Paters v.d. missie, de Kerkmeesters, de jeugdorganisaties v.d. parochie en de misdienaars, waaronder ook de twee andere zoontjes v.d. Heer J. Notten: Henri & Frits, en ’n lange ry bruidjes, die alle witte bloemen droegen.
’t Beeld werd neergezet op ’n troon in ’t priesterkoor, waar de jeugdvereenigingen met hun vaandels waren opgesteld en als 2 phalanxen vormden aan weerszyden van ’t beeld. By ’t intrekken zong ’t volk ’t lied: Maria te minnen.
Nadat ’t beeld op den troon in ’t priesterkoor geplaatst was, werd door den pastoor ’t beeld gewyd en hield Pater D. Plum de Mariapreek. Na de preek had de toewyding v.d. Parochie aan Maria plaats. Door de vrouwelyke jeugdorg. werd ’t lied aangeheven: Wy groeten U, o Koningin, waarvan ’t refrein door ’t volk herhaald werd. Onder ’t zingen van ’t Magnificat door ’t koor, werd ’t beeld overgebracht naar de Mariakapel, waar ’t ’n plaats vond voor ’t altaar.
Naar een verslag van Pastoor van Wyck.